Maatschappelijke gewoonten vormden aanvankelijk de basis voor de later in het leven geroepen gemeenschapsrechten of grondrechten. Daarbuiten wordt natuurrecht omschreven als universeel recht, wat momenteel bijvoorbeeld onder de vorm van het Internationaal Verdrag inzake Politieke & Burgerrechten en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aangetroffen kan worden.

Deze rechten kunnen eventueel door wetten gewaarborgd worden, maar de keerzijde is dat wetgeving evengoed ingezet kan worden om bepaalde rechten te beperken en zelfs enkele plichten op te leggen. Als natuurlijk of rechtspersoon dien je je aan dit instrument van de staat te onderwerpen, maar als mens sta je eigenlijk boven de wet, kan je op je eigen rechten staan en dien je daarbuiten deze van je medemensen te respecteren.

De staat werd dus aanvankelijk in het leven geroepen als vangnet om problemen die mensen onderling niet opgelost kregen ter harte te nemen. Gaandeweg leidde een groter beroep doen op de aanvankelijke nachtwakersstaat tot meer controle op de bevolking via de persoonsgebonden nummers, wat uiteindelijk leidde tot een verzorgingsstaat die graag voor haar burgers denkt om hen op die manier als onwetende werkkrachten te kunnen misbruiken.